De belasting op de tweede verblijven wordt onder meer gemotiveerd vanuit de inspanningen die de gemeente dient te leveren voor het onderhoud van het openbaar domein (groen, afval, ...) en vanuit de noodzaak aan een compensatie voor de aanvullende belastingen die de eigen inwoners betalen. Als een gevolg van de hoge inflatiegraad in 2021 en 2022 zullen de personeels- en werkingskosten voor de gemeente voor het onderhoud van het openbaar domein in sterke mate toenemen. Hetzelfde geldt voor de aanvullende belastingen. Als een gevolg van de verschillende loonindexeringen en de hoge inflatie zullen de uitgaven in het kader van de aanvullende belasting op de personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing voor inwoners toenemen.
Het is aangewezen een belasting op de tweede verblijven goed te keuren omwille van volgende argumenten:
de inspanningen van de gemeente voor het openbaar domein (o.a. groen, afval,…);
de grotere zorg voor veiligheid, milieu en openbare ruimte;
ter compensatie van de aanvullende belastingen die de eigen inwoners betalen;
de financiële toestand van de gemeente en de noodzaak te voorzien in de nodige financiële middelen voor de werking van het gemeentebestuur, evenals voor de uitvoering van de nodige investeringen.
Er wordt met ingang van 1 januari 2023 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 een jaarlijkse directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven op het grondgebied van de gemeente.
Artikel 2
Als tweede verblijf wordt beschouwd elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf is van de eigenaar, de huurder of de gebruiker ervan maar die op elk moment door hen kan worden bewoond en waarvoor niemand is ingeschreven in de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister van de gemeente Haacht op 1 januari van het aanslagjaar.
De hoedanigheid van het tweede verblijf wordt beoordeeld op 1 januari van het aanslagjaar. Ten aanzien van de gebruiker van het tweede verblijf wordt geen rekening gehouden met verdere onderverhuring, tijdelijke verhuring of gratis gebruiksverlening van het woonverblijf. De mogelijkheid tot onmiddellijke bewoning blijkt uit de feiten.
Aanwezigheid van voldoende meubilair en elektriciteit kunnen hier indicaties zijn.
Tweede verblijven zijn landhuizen,bungalows, weekendhuisjes, appartementen, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger. Lokalen die uitsluitend bestemd zijn om een beroepsactiviteit uit te oefenen, garages, tenten, verplaatsbare caravans worden niet als tweede verblijf beschouwd.
Artikel 3
De belasting is ondeelbaar en voor het gehele belastingjaar verschuldigd door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op 1 januari van het belastingjaar eigenaar is van het tweede verblijf. Zijn belastingplicht geldt ook als het tweede verblijf verhuurd wordt of tijdelijk niet gebruikt wordt. Zijn belastingplicht geldt ongeacht of hij ingeschreven is in de bevolkingsregisters van de gemeente.
In geval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de belasting verschuldigd door de vruchtgebruiker, de opstalhouder of erfpachthouder. De eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
In geval van mede-eigendom, is iedere mede-eigenaar belastingplichtig voor zijn deel. In geval van multi-eigendom, is iedere multi-eigenaar belastingplichtig volgens zijn toegewezen deel. In het geval van eigendomsoverdracht van het onroerend goed zal de belasting verschuldigd zijn door de nieuwe eigenaar met ingang van 1 januari die volgt op de datum waarop de overdracht van het onroerend goed heeft plaatsgehad.
Artikel 4
De belasting wordt vastgesteld op 1.000 euro per jaar per tweede verblijf.
Artikel 5
Als tweede verblijf wordt niet beschouwd: een private woongelegenheid die te huur of te koop wordt aangeboden en waar de laatste inschrijving in de bevolkingsregisters een einde nam gedurende de laatste zes maanden voorafgaand aan het aanslagjaar. Deze vrijstelling geldt voor één aanslagjaar.
Artikel 6
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 7
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 8
De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Artikel 9
Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn of bij onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte kan de belastingplichtige ambtshalve worden belast. In geval van een ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van gegevens waarover de gemeente beschikt. Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Op de ambtshalve ingekohierde belasting wordt een belastingverhoging toegepast van 10% van de verschuldigde belasting bij een eerste overtreding.
Bij volgende overtredingen wordt een verhoging van 40%, 70% en 100% toegepast bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding. Vanaf de vijfde overtreding bedraagt de verhoging 200 %.
Voor de vaststelling van het toe te passen percentage van de belastingverhoging worden de vorige overtredingen niet in aanmerking genomen, wanneer geen overtredingen werden vastgesteld voor de laatste twee opeenvolgende aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarin de nieuwe overtreding wordt vastgesteld. Een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren herstelt aldus de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige. Het bedrag van deze verhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.
Artikel 10
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn en overhandigd of per post of per e-mail verzonden worden. De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
Artikel 11
De vestiging en de invordering van de belasting evenals de geschillenprocedure gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van gemeente- en provinciebelastingen en latere wijzigingen.
Artikel 12
Het belastingreglement op de tweede verblijven goedgekeurd door de gemeenteraad d.d. 27 april 2020, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2023.
Artikel 13
Dit reglement wordt online bekendgemaakt op de gemeentelijke webtoepassing.