Een procedure is ingesteld voor wat betreft de vergunningsplicht of de meldingsplicht, voor zowel de stedenbouwkundige handelingen en de verkavelingen als voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste, tweede of de derde klasse.
Artikel 3 van het "Belastingreglement op het aanvragen van een omgevingsvergunning of de melding van stedenbouwkundige handelingen of het exploiteren of veranderen van ingedeelde inrichtingen of activiteiten" bepaalt de kostprijzen die de gemeente aanrekent voor de behandeling van omgevingsvergunningsaanvragen en meldingen.
Onder 3.3 (Bijkomende belasting in functie van aard en type aanvraag) wordt er reeds een belasting van € 250 per bijkomende bijkomende kavel en/of woonentiteit geïnd.
Het huidige voorstel is echter om dit bedrag gradueel op te trekken naar:
€ 1.000 per bijkomende kavel en/of woonentiteit voor 1 bijkomende kavel en/of woonentiteit.
€ 2.000 per bijkomende kavel en/of woonentiteit voor 2 bijkomende kavels en/of woonentiteiten.
€ 3.000 per bijkomende kavel en/of woonentiteit voor 3 bijkomende kavels en/of woonentiteiten.
€ 4.000 per bijkomende kavel en/of woonentiteit voor 4 bijkomende kavels en/of woonentiteiten.
€ 5.000 per bijkomende kavel en/of woonentiteit voor 5 bijkomende kavels en/of woonentiteiten.
€ 6.000 per bijkomende kavel en/of woonentiteit voor 6 of voor meer dan 6 bijkomende kavels en/of woonentiteiten.
Er worden ook enkele definities en berekenwijzen toegevoegd aan het artikel 3.3.
Er wordt een vrijstelling voor sociale huisvestingsmaatschappijen voorzien.
Doel van de belasting:
1. Ontwikkelaars aanzetten om geen verkaveling meer in te dienen voor grotere projecten, maar onmiddellijk een bouwproject al dan niet met geïntegreerde wegenis. In dit laatste geval moeten ze maar één keer betalen en bekomt de lokale overheid ook meer kwaliteitsvolle projecten, omdat we als gemeente meer zicht hebben op het totaalproject.
2. De belasting is oplopend. Immers hoe groter het woningbouwproject, hoe meer dit kan gezien worden als een winstgevend investeringsproject en hoe meer dergelijke projecten een mogelijke druk op de plaatselijke ruimtelijke en sociaal-culturele omgeving leggen. Via deze belasting krijgt de gemeenschap sowieso een financieel bedrag terug, waar noodzakelijke investeringen in de gemeente in het kader van het verhogen van de woonomgevingskwaliteit kunnen mee doorgevoerd worden.
Voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 wordt een belasting gevestigd op de aanvragen en meldingen bedoeld in het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Artikel 2
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de exploitant van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten of de bouwheer die gehouden is tot het indienen van de aanvraag of de melding.
Artikel 3
Berekeningsgrondslag en tarief:
De belasting bestaat uit een bedrag per dossiertype (3.1), dat nog wordt verhoogd met een bedrag per procedurestap (3.2) en indien van toepassing een bijkomende belasting in functie van aard en type aanvraag (3.3).
3.1 Belasting per dossiertype
Dossiertype | Gemeente is | Vlaamse overheid of |
aanvraag voor een omgevingsvergunning voor | € 225 | € 225 |
aanvraag voor een | € 150 | € 150 |
Melding stedenbouwkundige handelingen | € 100 | |
Melding IIOA | € 100 | |
Melding gemengd project | € 125 | |
Verzoek tot bijstelling/afwijking van de milieuvoorwaarden | € 175 |
|
Afstand van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden
| € 75 |
|
Melding van de overdracht van de vergunning voor een ingedeelde inrichting of activiteit- volledige overdracht - gedeeltelijke overdracht
| €75 |
|
Mededeling met vraag tot omzetting van | € 125 |
Bekendmaking van het verstrijken van elke geldigheidsperiode van twintig jaar van een omgevingsvergunning van onbepaalde duur | € 75 |
Aanvraag van een stedenbouwkundig attest | € 125 |
Aanvraag van een planologisch attest | € 1500 |
Zijn meerdere bedragen uit deze tabel van toepassing, dan geldt alleen het hoogste bedrag.
3.2. Belasting per procedurestap
3.3. Bijkomende belasting in functie van aard en type aanvraag
Een bijkomende belasting voor iedere bijkomende permanente woongelegenheid en/of bouwlot opgenomen in een aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en/of het verkavelen van gronden, waarbij het bedrag per bijkomende woonentiteit/kavel stijgt naarmate het aantal bijkomende woonentiteiten/bouwloten vermeerdert.
Definities:
Een wooneenheid is elke eenheid in een woongebouw die ontworpen of aangepast is om afzonderlijk te worden gebruikt en die minstens over de volgende woonvoorzieningen beschikt om autonoom te kunnen functioneren : een woon- of verblijfsruimte in combinatie met een toilet, een douche of bad en een keuken of kitchenette.
Onder bijkomende wooneenheid wordt verstaan: de realisatie van een bijkomende wooneenheid ten opzichte van de op 31 december 2021 bestaande, vergunde wooneenheden.
Als bijkomende wooneenheid wordt niet beschouwd een bijkomende tijdelijke en ondergeschikte wooneenheid die onder de definitie van zorgwonen valt (zoals bedoeld in de Gecodificeerde decreten Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening ("Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening") van 15 mei 2019.
Bouwkavel: het creëren van een bebouwbaar terrein door een grond vrijwillig te verdelen via een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of via een notariële splitsing in twee of meer kavels om ten minste één van deze kavels te vervreemden, verkopen en/of te verhuren voor méér dan negen jaar, om er een recht van erfpacht of opstal op te vestigen, of om één van deze overdrachtsvormen aan te bieden, zelfs onder opschortende voorwaarde, zulks met het oog op woningbouw of de oprichting van constructies.
Onder bijkomende bouwkavel wordt verstaan: een grond of perceel waarop een woning kan gebouwd worden:
- via een omgevingsvergunning te verkavelen
- of via een notariële splitsingsaanvraag
Door een wijziging van een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan waardoor een grond de bestemming krijgt waar een of meerdere nieuwe woonentiteiten en/of één of meerdere bouwloten kan/kunnen gebouwd/gevormd worden, is dit reglement ook van toepassing.
De belasting is verschuldigd door de aanvrager van de omgevingsvergunning waardoor de bijkomende wooneenheden en/of bouwpercelen worden gecreëerd, waaronder de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden.
De belasting op bijkomende kavels en/of bijkomende woonentiteiten wordt vastgesteld als volgt:
1. Bij één (bijkomende) bouwkavel en/of woonentiteit (1): € 1.000 per bouwkavel en/of woonentiteit
2. Bij twee (bijkomende) bouwkavels en/of woonentiteiten (2): € 2.000 per bouwkavel en/of woonentiteit
3. Bij drie (bijkomende) bouwkavels en/of woonentiteiten (3): € 3.000 per bouwkavel en/of woonentiteit
4. Bij vier (bijkomende) bouwkavels en/of woonentiteiten (4): € 4.000 per bouwkavel en/of woonentiteit
5. Bij vijf (bijkomende) bouwkavels en/of woonentiteiten (5): € 5.000 per bouwkavel en/of woonentiteit
6. Bij zes of meer (bijkomende) bouwkavels en/of woonentiteiten (6 en meer): € 6.000 per bouwkavel en/of woonentiteit
Wanneer een in het kader van dit belastingreglement betrokken kavel binnen een termijn van 10 jaar na het definitief worden van de omgevingsvergunning -waarbij deze kavel werd gecreëerd- verder opgesplitst wordt, moet bij een nieuwe omgevingsvergunning voor verdere opdeling van een of meer kavels voor het bepalen van het tarief, het aantal bijkomende kavels dat gecreëerd werd in de oorspronkelijk omgevingsvergunning vermeerderd worden met het aantal gecreëerde bijkomende kavels in de nieuwe omgevingsvergunning. De reeds betaalde bedragen van alle voorgaande toepassingen van dit reglement binnen de 10 jaar op de betreffende verkaveling worden verrekend in min bij de aanslag.
Wanneer een in het kader van dit belastingreglement betrokken omgevingsaanvraag voor het oprichten van woningen wordt gefaseerd ingediend binnen een termijn van 10 jaar na het definitief worden van de eerste omgevingsvergunning, moet bij een volgende omgevingsvergunning voor een bijkomende fase voor het bepalen van het tarief, het aantal bijkomende woonentiteiten, die gecreëerd werden in de oorspronkelijk omgevingsvergunning vermeerderd worden met het aantal gecreëerde bijkomende woonentiteiten in de nieuwe omgevingsvergunning. De reeds betaalde bedragen van alle voorgaande toepassingen van dit reglement binnen de 10 jaar op het betreffende woonproject worden verrekend in min bij de aanslag.
Er geldt voor deze ‘bijkomende belasting in functie van aard en type aanvraag’ (Punt 3.3) een vrijstelling voor sociale huisvestingsmaatschappijen.
Deze belasting is verschuldigd op het moment van het afleveren van de omgevingsvergunning in eerste aanleg. De berekening gebeurt voor de totaliteit van het projectgebied en kan niet opgedeeld worden door fasering van het project of deelprojecten van naast- en aanliggende percelen met gelijkwaardig stedenbouwkundig programma.
Artikel 4
Zijn van de belasting vrijgesteld: de gerechtelijke overheden, de openbare besturen en de daarmede gelijkgestelde instellingen, alsook de instellingen van openbaar nut.
Artikel 5
De belasting is verschuldigd door de aanvrager. De aanvrager ontvangt een factuur en betaalt ten laatste op de vervaldag van de factuur.
Wanneer de contante inning niet kan worden uitgevoerd, wordt de belasting een kohierbelasting.
De kohierbelasting moet worden betaald binnen de tweede maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 6
De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Het bezwaarschrift kan via aangetekend schrijven worden ingediend. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Artikel 7
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn van overeenkomstige toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen:
1° de bepalingen van titel VII, hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7 en 8, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, voor zover deze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen;
2° het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet- fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019, met uitzondering van artikel 43 tot en met 48.
Artikel 8
Het vorige reglement '2022_GR_0004 - Belastingen 2022-2025 - Gemeentelijk belastingreglement op het aanvragen van een omgevingsvergunning of de melding van stedenbouwkundige handelingen of het exploiteren of veranderen van ingedeelde inrichtingen of activiteiten - Aanpassing - Goedkeuring', zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 31 januari 2022, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2023.
Artikel 9
Dit reglement wordt online bekendgemaakt op de gemeentelijke webtoepassing.