Terug
Gepubliceerd op 01/02/2024

2024_GR_00020 - Belastingen - Dienstjaren 2024-2025 - Belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen - Aanpassing van het tarief vanaf 1 maart 2024 - Goedkeuring

Gemeenteraad
ma 29/01/2024 - 20:05 Gemeenteraadszaal
Datum beslissing: ma 29/01/2024 - 20:22
Goedgekeurd
Dit besluit handelt over een Belastingreglement, type Kohierbelasting. Dit reglement treedt in werking op 01/03/2024 en eindigt op 31/12/2025
  • Relevante MAR code: 7316 - Aanvragen stedenbouwkundige vergunningen
  • Bijkomende aanslagvoet: Nee
  • Aanslagvoet uit de beslissing: 7500%

Samenstelling

Aanwezig

Brigitte Mouligneau; Steven Swiggers, Burgemeester; Jozef Verdeyen, Eerste schepen; Karin Jiroflée, Tweede schepen; Tom Van der Auwera, Derde schepen; Annelotte Van Meldert, Vierde schepen; Dieter Vanbesien; Luc De Bie; Frank Vannetelbosch; Bert Francois; Bernard Lemaitre; Nico Bogaerts; Marian Ursi; Nick Van Avondt; Pascal Vandenhoudt; Tim Timmermans, OCMW-voorzitter-schepen; Veva Daniels; Annik Olbrechts; Marleen Wouters; Benny Van Goolen; Sofie Steenhaut; Jessy Van Hoof; Luc Van Rillaer, Algemeen directeur

Verontschuldigd

Ilse Fillet

Secretaris

Luc Van Rillaer, Algemeen directeur

Voorzitter

Brigitte Mouligneau
2024_GR_00020 - Belastingen - Dienstjaren 2024-2025 - Belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen - Aanpassing van het tarief vanaf 1 maart 2024 - Goedkeuring 2024_GR_00020 - Belastingen - Dienstjaren 2024-2025 - Belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen - Aanpassing van het tarief vanaf 1 maart 2024 - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Het bouwen of verbouwen van een gebouw zonder voldoende parkeerplaatsen op privaat domein is een last voor de gemeenschap. Een belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen kan hiervoor uitgevaardigd worden.

Het belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen d.d. 16/12/2019 wordt als volgt gewijzigd: 

  • Deze belasting en het bedrag van 6.000 euro per ontbrekende parkeerplaats werd in 2018 ingevoerd en werd gebaseerd op de (toenmalige) kostprijs van het aanleggen van een bovengrondse parkeerplaats. Voor eengezinswoningen dienen er 2 parkeerplaatsen voorzien te worden die veelal bovengronds gerealiseerd worden (zij mogen achter elkaar voorzien worden volgens de verordening). In de praktijk worden bij meergezinswoningen vaak ondergrondse parkeergarages gebouwd of dienen de parkeerplaatsen voorzien te worden in het bouwvolume, waardoor de kostprijs uiteraard veel hoger ligt: ondergronds gezien het een kelder vereist, bovengronds gezien het ruimte voor woonentiteiten inneemt. Het bedrag van de belasting dient in lijn te liggen met de werkelijke kostprijs van een ondergrondse parkeerplaats of bovengrondse parkeerplaats (in het bouwvolume).  
  • Er wordt een gedifferentieerd tarief ingevoerd voor deze belasting. Voor de eerste ontbrekende parkeerplaats per bouwproject wordt een lager tarief van 7.500 euro gehanteerd, voor elk van de volgende ontbrekende parkeerplaatsen een hoger tarief van 15.000 euro per ontbrekende parkeerplaats.
    De belasting op het ontbreken van parkeerplaatsen moet bouwheren er vooral toe aanzetten om de parkeerdruk op het openbaar domein niet te sterk te laten toenemen. Zo niet, levert dat een last op die wordt verlegd van de bouwheer naar de gemeenschap.
    Deze last is evenwel minder groot bij de eerste ontbrekende parkeerplaats dan bij alle volgende ontbrekende parkeerplaatsen. De eerste ontbrekende parkeerplaats zorgt er immers in de praktijk voor dat er een extra parkeerplaats nodig is op het openbaar domein ter hoogte van het bouwproject zelf (dikwijls zelfs de facto ter hoogte van een niet gerealiseerde garagepoort of niet gerealiseerde autostandplaats, die anders hoe dan ook voor wat extra parkeerdruk op straat zou zorgen). Een eerste ontbrekende parkeerplaats zorgt met andere woorden voor extra maatschappelijke last die moet worden opgevangen door het lokaal bestuur, maar deze extra last is relatief klein. Dit wordt weerspiegeld in een tarief dat duidelijk ontradend is, maar laag genoeg om billijk te zijn ten opzichte van de maatschappelijke kosten die dit met zich mee brengt.
    Door de gemiddelde gevelbreedtes van bouwprojecten mogen we er anderzijds vanuit gaan dat alle volgende ontbrekende parkeerplaatsen mogelijks ook ruimte in beslag zullen nemen ter hoogte van andere percelen. Dit zorgt voor veel meer maatschappelijke overlast en samenlevingsproblemen, waardoor het lokaal bestuur hier sneller en intensiever zal moeten investeren in extra publieke parkeerplaatsen, diverse parkeerhandhavingsmaatregelen of samenlevingsinitiatieven. De maatschappelijke kost en maatschappelijke overlast stijgen met andere woorden naarmate er meer parkeerplaatsen niet worden gerealiseerd, wat dan ook wordt vertaald in het gedifferentieerde hoger tarief vanaf de tweede ontbrekende parkeerplaats. Dit hoger tarief moet in de eerste plaats nog sterker ontraden dan het lagere tarief. Gesteld dat het ontradend effect toch niet voldoende zou zijn, dekt de opbrengst van de belasting evenwel min of meer de maatschappelijke kost die het bouwproject met zich meebrengt.

Argumentatie

  • De gemeentelijke 'stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen buiten de openbare weg' legt, ten aanzien van het privaat domein, een aantal te realiseren parkeerplaatsen op;

  • Artikel 4 van de gemeentelijke 'stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen buiten de openbare weg' bepaalt dat het college van burgemeester en schepenen kan beslissen dat de verplichtingen voortkomend uit deze verordening vervangen worden door de betaling van een belasting;

  • De financiële toestand van de gemeente en de noodzaak te voorzien in de nodige financiële middelen voor de werking van het bestuur, evenals voor de uitvoering van de nodige investeringen.

Juridische grond

  • de Grondwet, meer bepaald artikel 170 §4, artikel 41 en artikel 162; 
  • het decreet Lokaal Bestuur, artikel 40, §3; 
  • het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie-en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
  • de gecoördineerde omzendbrief gemeentefiscaliteit KB/ABB 2019/2; 
  • Artikel 2.3.2 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;

Besluit

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

Er wordt met ingang van 1 maart 2024 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 een belasting geheven op het ontbreken van parkeerplaatsen bij het bouwen of herbouwen van een gebouw of het aanleggen van sportinfrastructuur, het uitbreiden van een gebouw met meer dan 50 m² vloeroppervlakte, het opsplitsen van een gebouw of het wijzigen van het aantal woongelegenheden, tenzij het gaat om zorgwonen en/of het uitvoeren van een vergunningsplichtige functiewijziging van een bebouwd onroerend goed, zoals bepaald in de van kracht zijnde stedenbouwkundige verordening. 

Artikel 2  

Alle bepalingen opgenomen in het gemeenteraadsbesluit van 24 september 2018 (en latere wijzigingen) aangaande de stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen buiten de openbare weg zijn van toepassing op onderhavig belastingreglement. 

Artikel 3  

De belasting is verschuldigd door de houder van een omgevingsvergunning afgeleverd vanaf 1 maart 2024 en volgens de bepalingen van de stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen buiten de openbare weg, die, op grond van deze omgevingsvergunning de verplichting tot het aanleggen van één of meerdere parkeerplaatsen mag omzetten in het betalen van een vervangende belasting.  

Artikel 4  

De belasting is verschuldigd na het verkrijgen van de definitieve omgevingsvergunning waarin de 'belasting op het ontbreken van parkeerplaatsen' voorwaardelijk werd opgenomen en voor de start van de werken.  

Artikel 5  

De belasting wordt vastgesteld op:

  • eerste ontbrekende parkeerplaats: 7.500 EUR
  • tweede en volgende ontbrekende parkeerplaatsen: 15.000 EUR per ontbrekende parkeerplaats

Artikel 6 

De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. De kohierbelasting moet worden betaald binnen de twee maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 7 

De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. 

Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Het bezwaarschrift kan via aangetekend schrijven worden ingediend. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan. 

Artikel 8 

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit belastingreglement.

Artikel 9

Het belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen goedgekeurd door de gemeenteraad d.d. 16 december 2019, wordt opgeheven met ingang van 1 maart 2024.

Artikel 10

Dit reglement wordt online bekendgemaakt op de gemeentelijke webtoepassing.