Gemeenten kunnen een aanvullende belasting vestigen op de basispersonenbelasting. Dat is een jaarlijkse belasting die de federale overheid heft op het inkomen van particulieren. De gemeente voegt daar een aanvullende heffing aan toe door de bepaling van de aanslagvoet in de vorm van een percentage. De inning gebeurt door de federale overheid en wordt afgedragen aan de gemeente.
Financieel
Het is gerechtvaardigd een billijke financiƫle tussenkomst te vragen van alle belanghebbenden op het grondgebied van de gemeente gelet op de financiƫle toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven.
Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die in de gemeente belastbaar zijn op 1 januari van het aanslagjaar.
Artikel 2
De belasting wordt vastgesteld op 6,7% van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
Artikel 3
De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting gebeuren door het bestuur der directe belastingen, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Artikel 4
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2026.
Artikel 5
Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 en 287 van het Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.